OCD
Oftewel Osteochondrosis Dissecans. Dit is een vervelende groeistoornis die regelmatig voorkomt bij snel groeiende, grote rassen. Ook onze boxer heeft er soms mee te maken. Rassen boven de 25 kilo zijn gevoeliger, daarom komt het bij de boxer ook meer bij reuen dan bij teven voor. De eerste beschrijvingen van de aandoening dateren al uit de vijftiger jaren. Tijdens de groeifase van het skelet is er een moment dat het kraakbeen wordt omgevormd tot bot enerzijds, en aan de uiteinden tot een volledig gewricht met een kraakbenige bedekking anderzijds. In het geval van OCD gaat er iets mis met die kraakbeenvorming, waardoor er een soort kratertje ontstaat in het gewrichtsvlak. De restanten van de kraterinhoud, het stukje kraakbeen, kan soms nog vast blijven zitten, maar kan ook gaan zweven in het gewricht. Dit leidt altijd tot een ontstekingsreactie van het lichaam, met als gevolg versnelde slijtage aan het gewricht.
Tegenwoordig wordt de diagnose OCD vaker gesteld dan vroeger. De reden hiervan is o. a. de sterk verbeterde diagnostiek. Vroeger was men aangewezen op röntgenfoto's, waarop het niet altijd even goed zichtbaar is. Tegenwoordig wordt er gebruik gemaakt van nieuwe scan technieken zoals de mri, dit geeft vaak wel uitsluitsel en een goede diagnose. Een of meerdere erfelijke factoren spelen een rol, zeker als er veel inteelt in een ras voorkomt en de fok basis klein is. Bij het tot uiting komen van OCD lijkt ook bijvoorbeeld voeding een rol te spelen. Te veel energie, te veel calcium of verkeerde calcium/fosfor verhoudingen kunnen een boosdoener zijn. Ook snelle groei en verkeerde belasting op jonge leeftijd, een trauma of een val kunnen een reden zijn voor het loslaten van het kraakbeen.Het is belangrijk dat een jonge boxer niet te snel in gewicht aankomt en zo gelijkmatig mogelijk opgroeit. De meeste fokkers geven een duidelijke richtlijn mee aan de pup kopers, bijvoorbeeld geen trappen lopen, niet laten springen en niet te lang en te wild laten spelen.
Boxers zijn wildebrassen dus ze moeten soms tegen zichzelf in bescherming worden genomen. De meest voorkomende plaatsen voor OCD zijn het schouder, elleboog, knie of hak gewricht. Meestal beginnen de klachten al op een leeftijd tussen de 4 en 8 maanden. De klacht is kreupelheid die wisselend van ernst is. Langdurige belasting verergert de klachten vaak. De gewrichten kunnen verdikt zijn en bij strekking van het gewricht geven de honden pijn aan. Uiteindelijk leiden alle vormen van OCD, indien niet behandeld, tot de vorming van arthrose, dit proces is uiterst pijnlijk en niet meer terug te draaien.
Er zijn verschillende mogelijkheden tot behandeling van OCD maar het beste resultaat geeft in de meeste gevallen een artroscopische operatie in het gewricht. Er worden twee kleine sneetjes gemaakt in de huid en met behulp van een cameraatje worden de losse fragmentjes met een grijpertje verwijderd. Dit geeft de minste schade aan het gewricht, maar is wat minder geschikt voor de knie en hak. Na de operatie moet de hond enige weken, soms maanden revalideren, afhankelijk van de ernst van de aandoening. Dit houdt voornamelijk in dat het dier rustig gehouden moet worden en vaak op een dag korte wandelingetjes moet maken. De prognose na deze operatie is over het algemeen goed, het nadeel is dat het een vrij kostbare ingreep is. Ook kunnen er voedingssupplementen gegeven worden waaraan arthroseremmende werking wordt toegeschreven zoals glucosamine, chrondroitine, vitamine c etc. Pijnstillers en ontstekingsremmers worden ook soms voorgeschreven. Mijn inziens zijn dit meer ondersteunende middelen, ze lossen het probleem niet op, maar kunnen de schade enigszins beperken.
De prognose op langere termijn is over het algemeen het beste bij de schouder, gevolgd door de elleboog. OCD in de knie en hak hebben over het algemeen een gematigder prognose voor herstel op lange termijn.
1 schouderblad 2 opperarmbeen 3 kop van opperarmbeen 4 losse kraakbeenflap 5 aangetast onderliggend weefsel
Bron: Maarten Kappen, Eersel Tekening DC Paterswoldeweg.
|